(Deze column is ook te lezen op www.expandingcircles.nl)Mijn hobby is luisteren naar TED Talks. Ik ben gefascineerd door de kracht van ideeën. Hoe ze je hele wereldbeeld kunnen veranderen, je anders laten kijken naar jezelf, de mensen om je heen, de toekomst.
Ideeën zag ik altijd als iets dat per definitie positief was, inspirerend en daardoor verhelderend en verrijkend. Vanochtend kwam ik een idee tegen dat die theorie omverwerpt. Dat kunnen ze dus ook, die ideeën. Hoe het begon In mijn onderzoek naar werk en de rol die het speelt in ons leven kwam ik Barry Schwartz tegen. Tijdens zijn Talk ‘The way we think about work is broken’ realiseerde ik me dat onze huidige werkethos is gebaseerd op het idee van Adam Smith. Hij is de vader van de industriële revolutie en was ervan overtuigd dat de mens per definitie lui is en alleen vooruit te branden door stimuleringsmaatregelen in de vorm van een loon. Dat was het begin van massaproductie met behulp van lopendeband-werknemers in fabrieken. Ondanks dat hij dit zag als een efficiënt opererend systeem stelde hij ook vast dat als een mens lang genoeg aan een lopende band staat, en dus geestdodend werk moet doen, “he becomes as stupid as it is possible for a human being to become”. Sindsdien en ondanks dit inzicht is ons idee van werk, voor de overgrote meerderheid van de mensheid, hierop gebaseerd. “Oh, maar daar heb ik helemaal geen last van hoor!” Wanneer ik dit bespreek met mensen om mij heen en via social media krijg ik meestal dezelfde reactie: “Daar heb ik helemaal geen last van!” En inderdaad een heel klein percentage van de mensheid heeft het geluk om werk te doen dat uitdagend is, inspirerend, stimulerend en als we geluk hebben: belangrijk. Werken doe je dan niet voor het geld, sterker nog, als je dat zou zeggen dan word je door je collega’s niet serieus genomen. Wat verwachten we dan van de mensen die werk moeten doen waarbij al die ontastbare waarden als motivatie, inspiratie, uitdaging en voldoening, wordt afgenomen? Nieuw inzicht: ideeën kunnen ons ook beperken Ideeën kunnen ook gevaarlijk zijn, dat weten we uit ons oorlogsverleden. Maar dat ideeën onze ontwikkeling ook kunnen beperken, daar staan we niet genoeg bij stil. Het zal ons planetenstelsel een worst wezen welke theorie we erop loslaten, dat blijft toch wel doen wat ie doet zonder zich iets van ons aan te trekken. Maar onjuiste ideeën over de mens en de mensheid gaan niet weg zolang mensen denken dat ze kloppen. We hebben concrete invloed op het ontwikkelen van de mens door hoe we de organisaties en instituties ontwerpen, want deze instituties (denk aan scholen, overheidsinstanties en multinationals) produceren mensen die passen in het systeem dat is gebaseerd op diezelfde ideeën. Breng de moraal weer terug “It is only human nature to have the human nature to be a product of the society in which people live.” aldus Clifford Geertz, Amerikaans cultureel antropoloog. En dat betekent: we hebben minder regels nodig en meer vertrouwen in de moraal van de mens. Vertrouwen dat we de juiste keuzes kunnen maken wanneer we die vrijheid krijgen. Met meer regels proberen we ons in te dekken voor rampen, maar het enige wat we er zeker voor terugkrijgen is middelmatigheid. Barry Schwartz gebruikt de metafoor van een jazzmuzikant die zijn kunsten pas kan tonen als hij vanuit een gedegen muzikale basis de vrijheid krijgt om te improviseren. Dan pas ontstaat muziek zoals het bedoeld is. Dat geldt voor onze menselijke creativiteit en improvisatievermogen op alle gebieden. Ook Aristotles komt ons bijstaan want “Praktische wijsheid moet de regel toepassen in deze specifieke casus en moet de vrijheid hebben om daar van af te wijken.” Zonder wijsheid is excellentie niet genoeg, dan worden we allemaal excellente lopendeband-medewerkers. Tijden van nutteloze jongeren en luie werkloze? Dus wanneer er gezegd wordt dat de jeugd van tegenwoordig alleen maar op de bank ligt en niets wil en dat bedrijven nergens goeie mensen kunnen vinden dan moeten we ons misschien afvragen hoe dat komt. Wellicht ons idee aanpassen over werk. Ons afvragen hoe we de saaie, monotone, inspiratieloze banen zoals de callcentres, distributiecentra, winkelketens, fastfoodrestaurants en fabrieken weer de moeite waard kunnen maken om in te werken. Een beetje ziel terugbrengen in het dagelijks bestaan. Dan moeten we onze ideeën over werk stammend uit de industriële revolutie gaan wijzigen. Niet omdat we er zelf last van hebben, maar omdat we ons moeten afvragen aan wat voor soort mensheid we willen bijdragen. Het is namelijk niet het probleem van de ander, van de andere politieke partij, van die andere wijk of dat andere continent. Het is een probleem van ons allemaal. Voorbij de workshop En voordat er iemand opstaat met een leuke cursus of workshop “Hoe vind ik bezieling in mijn werk”, bespaar ons de moeite. Het gaat om het belichamen van dit principe. Leef het iedere dag, ieder moment, praat erover met mensen om je heen, met je collega’s, bij de bushalte of in het café. Met nog een diploma voor boven je bureau, een certificaat voor op je Linkedin bio, ga je het niet redden. Dát idee, laten we dat verder uitwerken.
0 Reacties
(Deze column is ook te lezen op www.expandingcircles.nl)In mijn zoektocht naar antwoorden heeft één inzicht een groot verschil gemaakt. In veel (vooral vrouwen-) bladen, zelfhulpboeken, mindfulness blogs en yogaworkshops kijkt men vaak door de bril van de psychologie. Teksten als: op zoek gaan naar jezelf, je hart volgen, uitzoeken wie je bent, wat je wilt en dan vooral: authenticiteit als hoogst haalbare doel. Daarin voel ik altijd iets onnatuurlijks. Iets geforceerds. En vooral een observatie; de zogenaamde authentieken zijn zelden blij.
Druppelsgewijs - en zoals dat vaak gaat in het leven – kwam onder andere via The School of Life, de filosofie voorbij. Alhoewel ik altijd van dat geouwehoer heb gehouden en we er thuis het liefst mee opstaan en naar bed gaan, realiseerde ik me nu pas dat die bril beter paste. Niet alleen thuis maar als iedere dag bril. Want natuurlijk bestaat ware authenticiteit niet, en natuurlijk ben je alleen jezelf bij de gratie van de ander. En natuurlijk weet niemand helemaal wat de zin van het leven is, maar moeten we toch ieder dag die vraag blijven stellen. Want vragen stellen, daar gaat het om. Er ging een wereld voor me open toen ik als 12-jarig meisje iemand hoorde zeggen dat er geen domme vragen zijn. Dat vragen stellen veel belangrijker is dan antwoorden bedenken. Onlangs zag ik Nienke Wijnants in het programma Brainwash Talks van Human. Een programma dat aanvankelijk alleen op de radio was maar sinds februari 2017 kun je het iedere zondag om 16:05 uur op NPO2 bekijken. Het is overigens een goed teken dat het (jammer van het rare tijdstip) nu ook op tv wordt uitgezonden. Ik zie het altijd online op een moment dat het mij uitkomt dus voel je vooral niet verplicht om precies om 16:00 uur op de bank te gaan zitten. Nienke is psychologe en heeft zich steeds meer geïnteresseerd in de filosofie. Zij is gefascineerd door het existentialisme en kwam in haar onderzoeken erachter dat de meeste levensfase-crises een verschijningsvorm zijn van existentialisme. Het gaat uiteindelijk altijd over de zin van het leven en onze vragen daaromtrent. Of je nou in de puberteit zit, de quarter life crisis, het dertigersdilemma, midlifecrisis of end life crisis uiteindelijk is die crisis gebaseerd op dezelfde vraag: wat is de zin van het leven en hoe ga ik die dan invullen. De hoe- en de ik- verwachtingen veranderen en variëren naar gelang de levensfase van de crisis. Want zoals Nienke zegt, “Als je op het hoogste niveau geen idee hebt waar je het allemaal voor doet, is het ook lastig om op een lager niveau keuzes te maken voor banen, partners en kinderen.” Denk ook maar aan hoe je omgaat met de overgang, of je je partner nog wel leuk genoeg vindt om er de oude dag mee te delen, wie je bent voor je kinderen als ze je niet meer zo nodig hebben, welk voorbeeld je wilt zijn voor de volgende generatie en hoe je jezelf blijft uitdagen om je eigen grenzen te verleggen. Maar het gaat natuurlijk vooral om de echte, grote vragen, wat is jouw diepste overtuiging waaruit je wilt handelen? Wat is gezondheid? Wat is welvaart? Wat is geluk? Ik had het nog nooit zo gezien maar het geeft wel heel veel hoop. Het zou namelijk kunnen betekenen dat iedereen die nu in een bepaalde overgangscrisis zit, tevens in de positie is om dingen anders te gaan doen. Om nieuwe keuzes te maken, opnieuw te overwegen en daarmee anderen te inspireren. En in deze tijden, laten we eerlijk zijn, kunnen we dat goed gebruiken. Tegelijkertijd vraag ik me dan af wat er zou gebeuren als de antidepressiva niet als warme broodjes bij de bakker over de toonbank gaan. Hoeveel van die klachten zijn niet toe te rekenen aan die periodieke en noodzakelijke crisisperiodes in ons leven? Wie heeft ons ooit beloofd dat het leven altijd leuk is? Misschien moeten we anders gaan kijken naar die crises, het gaan zien als heldere momenten waarin we alle aannames opnieuw afwegen. Een kans om opnieuw te beginnen. Als we de mensen die het moeilijk hebben niet benaderen als zielige hoopjes ellende, maar ze juist steunen op deze ontdekkingsreis, ze aanmoedigen als helden, als strijders in de nacht en ze ons vertrouwen geven dat het ergens goed voor is, zou dat ze niet inspireren en vertrouwen geven in het proces? Dat we de wijsheid van Aristoteles erbij pakken in plaats van de analyses van Freud? De weg gaat namelijk altijd ergens naartoe, vooral die stukjes die bijna onbegaanbaar lijken met gaten en afgronden aan weerszijden. En dan vind ik het zo bijzonder, dat in deze tijd waarin we denken dat alles maakbaar is, uiteindelijk toch gebeurt wat er moet gebeuren. Dat met al onze moderne stress en dito oplossingen onze existentiële stemmetjes met elkaar in gesprek gaan en op tijd aan elkaar vragen: Wacht eens even, waar ga jij nou helemaal naartoe? En waar we naartoe gaan, dat weet dus niemand, maar die vraag….. daar gaat het om. Misschien ook meteen een goeie tip in het kader van de verkiezingen. (Deze column is ook te lezen op www.expandingcircles.nl)Als het niet zo leuk was, zou ik het een obsessie noemen. Ik ben namelijk altijd op zoek naar de oorsprong, naar de basis, de onderliggende oorzaak van alles. Want, waarom nemen we genoegen met hoe de dingen gaan? waarom kijken we te weinig naar hoe we problemen kunnen voorkomen? Waarom halen we niet alles eruit wat erin zit? Wat is onze intrinsieke motivatie om de juiste beslissingen te nemen?
En dan bedoel ik het leven. Ons leven. De gemeenschap. Universeel welzijn. Het schijnt dat dat neerkomt op filosoferen. Dat gezeur bedoel ik, over waarom dingen zijn zoals ze zijn, erover te willen praten totdat je erbij neervalt. Dingen willen begrijpen, niet alleen gevoelsmatig maar ook intellectueel. Overal vraagtekens bij plaatsen, geen genoegen nemen met het eerste het beste antwoord. Als inspiratie verdiep ik mij er graag in. Het steeds terugkerende thema dat mij eindeloos bezig houdt is welbevinden. Wat is het? Hoe bereiken we het en wat is het verschil met geluk? Ik lees, luister en kijk naar mensen die hier over hebben nagedacht. Wat is het en hoe kunnen we het bereiken? Ik ben niet alleen in deze zoektocht. Geluk is een populair thema, niet op de laatste plaats omdat we het allemaal willen hebben en willen weten waar we het kunnen vinden. Maar het laat zich niet zo makkelijk pakken en al helemaal niet vasthouden. Geluk kan soms een moment zijn, zoals wanneer ik het woord eudaimonia ontdekte. Eudaimonia werd als eerste gebruikt door Aristotles in de 4de eeuw voor Christus. Het betekent letterlijk ‘goede geest’ en wordt vaak gehanteerd als een specifieke omschrijving van geluk: het ontwikkelen en inzetten van onze talenten, vermogens en deugden in harmonie met het leven van andere mensen. En vooral dat laatste, in harmonie met het leven van andere mensen, is er de afgelopen decennia een beetje bij ingeschoten. In tijden waarin persoonlijke groei en onze individuele ontwikkeling in het westen als hoogst haalbaar is gezien zijn we elkaar een beetje uit het oog verloren. Het belang van gemeenschap, en het belang van inzien dat we niet echt gelukkig kunnen zijn als het ten koste gaat van andermans geluk. Of dat nou onze buurman is of mensen in een ander continent. Als ik statistieken lees over hoeveel mensen zichzelf gelukkig voelen, vraag ik me altijd af, wat is dat dan, geluk? Er ontstaat verwarring doordat geluk al snel wordt geassocieerd met gevoelens van euforie, momenten waarop er geen vuiltje aan de lucht lijkt. En dat zijn inderdaad kortstondige geluksmomenten die ook net zo snel weer voorbij gaan. En dan komt dat prachtige woord weer zo goed van pas: eudaimonia. Aristotles betoogde dat dat goede gevoel een gevolg is van het streven naar het goede. Het gevoel dat komt met het uitoefenen van onze taken en rollen waarbij we aangesproken willen worden op onze deskundigheid en ons talent. ‘Hier komen opvoeding en onderwijs om de hoek kijken. Willen onze kinderen de kans krijgen het goede te doen, dan kunnen wij, hun ouders, hun leraren en hun docenten, hen daar in bijstaan en een handje bij helpen. Onderwijs wordt dan niet alleen een zaak van competenties, maar ook het leren van het zijn, en van het goede doen’ Dat is zelfs onze fundamentele vrijheid is en verantwoordelijkheid. Het is de menselijke opdracht om zich optimaal te ontplooien en dat kan bereikt worden door verstandig te kiezen (phronesis) hoe te handelen. Als het ontwikkelen en inzetten van onze talenten inderdaad de sleutel zou zijn voor ons welzijn, wat moeten we dan allemaal anders gaan aanpakken? Hoe beïnvloedt dat onze levenskeuzes? Het werk dat we kiezen? De politiek die we steunen? Voldoende geld om rond te komen is daarbij noodzakelijk om het gevoel van veiligheid te waarborgen, maar meer geld brengt niet meer geluk, dat inzicht hebben we inmiddels allemaal. Als we honger hebben hebben we 1 probleem maar met een volle maag hebben we er 100. Dus als we het hebben over terug gaan naar de basis dan vind ik de 4de eeuw voor Christus een mooi begin. ‘Alles komt terug’ roep ik regelmatig tegen mijn tiener dochter als ik wijde broekspijpen of hoge laarzen in de etalages zie. Ook eudaimonia ga ik in ere herstellen. Meer weten over eudaimonia? Bestel hier het boek Kunt u mij de weg naar eudaimonia vertellen? Hij leunt een beetje achterover. Een houding die je aanneemt als wat je gaat zeggen, zwaar voor je weegt. Zo'n moment dat je je later nog glashelder kan herinneren. Door een combinatie van emotie, menselijke verbinding maar vooral het bewustzijn van die verbinding.
‘We zijn hier niet gekomen voor onszelf. We zijn gekomen voor onze kinderen. Voor mijn 2 zoons van 3 en 7, voor mijn vrouw. Mijn broer heb ik 3 jaar geleden voor het laatst gezien. Geen idee waar hij is, of hij nog leeft. Mijn zwager is ook verdwenen. De 3 kinderen van mijn oom zijn allen vermoord. Wat moeten we doen? We willen alleen een veilige plek. Mijn vrouw en kinderen wonen nu bij vrienden. Mijn huis is weg. Ik hou van werken. In Syrië werkte ik vaak 7 dagen per week, 12 uur per dag. Ik ben accountant. Ik wil naar Amsterdam, daar hebben ze veel accountants nodig.’ Ik moet even slikken en ben blij dat W. (37) ook even wegkijkt want ik voel de tranen opwellen. Zijn systematische manier van woordjes leren, herhalen, zijn vinger die heel secuur de woorden aanwijst, onderstreept zijn accountantmethodiek. Hij wil het goed doen, herhaalt 8x dat -oe, niet -ie is en ook geen -au maar -oeeee. ‘Moeilijk', zegt hij met een glimlach. We lachen. Dat hoeven we niet te vertalen. We zitten met z’n vieren aan een tafeltje in de tent van het Rode Kruis bij de noodopvang voor vluchtelingen in het Autotron bij Rosmalen. Hier zijn dagelijks vrijwilligers aanwezig om taalles, fietsles en algemene informatie en ondersteuning te geven. Er wordt enthousiast gepraat, geregeld en georganiseerd. Iemand zet koffie en een ander is aan het vegen. Op het informatiebord hangen lijsten waar je je kan inschrijven voor de verschillende activiteiten. 'Vorige week zat het hier helemaal vol!’ legt een van de vrijwilligers uit. Hij vertelt, zonder in details te treden, dat er de week ervoor wat onrust is geweest in de opvang en ervoor is gekozen om een grote groep te verspreiden over andere locaties. ‘Goh, de les is wel een beetje chaotisch vandaag!’ Corry is de juf. Ze draagt eenzelfde soort armbandje als ik. Zij met een kruisje, die van mij met een boeddha. Ze hoeft zich voor mij niet te verontschuldigen, ik ben blij met de gezellige chaos, de ruimte voor persoonlijke verhalen. Haar warme blik, haar motiverende ‘Ja, heel goed!’ als W. de negende keer wél -oeeeeee zegt met een lange oeeee. We gaan verder met de tijden van de klok. Ook dat is in het Nederlands anders dan in de meeste talen. Half vier, is in Syrië half over drie. W. uit Syrië vertaalt even voor A. (23) uit Soedan hoe het zit. In het Arabisch. Begrijpen elkaar gewoon. Hun huidskleur en gelaatstrekken verklappen geen enkele overeenkomst. ‘Net zoals Engels uit Amerika en Engels uit Engeland, is het verschil alleen een ander dialect.’ ‘En hoe laat is het over een half uur als het nu 9:00 uur is?’ Even stilte, er wordt hard nagedacht. ‘Stel je voor je hebt om 9 uur een afspraak maar ik vraag of je een half uurtje later komt?’ In Spanje zou je daar niet voor bellen. Dan is het gewoon een beetje uitgelopen. Heb het vermoeden dat ze in Syrië en Soedan wellicht ook ietwat minder geobsedeerd zijn met op tijd ergens zijn dan wij. Ik besluit even een nadenkpauze in te lassen door uit te leggen, met een verontschuldigende blik, dat we in Nederland een beetje serieus omgaan met tijd. Dat we er niet zoveel van hebben ofzo. A. is er niet helemaal bij met z'n gedachte. Hij gaat waarschijnlijk ook binnenkort op transfer. Geen idee waarnaartoe. En of zijn vrienden ook meegaan. Hij wil het liefst blijven, ondanks de tenten, de klapperende daken als het waait, de kou ‘s nachts. Toen ik aankwam zag ik een bus vertrekken, later hoorde ik dat dat een groep was op weg naar de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) in Den Bosch. Een spannend bezoek met interview en mogelijke beslissing over een toekomst wel of niet in Nederland. ‘We passeerden boten met vrouwen en kinderen die ons om hulp smeekten. Wat moesten we doen? We waren zelf al 3 dagen op zee, overgeleverd aan God in een rubberbootje. Het was zo erg.’ A. kijkt me recht in m'n ziel aan. ‘Ik wil graag ingenieur worden, iets technisch. Ik heb mijn school afgemaakt in Soedan, wilde eigenlijk gaan studeren maar de oorlog maakte dat onmogelijk. Mijn broer was arts, hij is doodgeschoten door de militia. Hij wilde alleen maar mensen helpen. Hij was een goede man. Hij is 27 geworden.’ A. draagt een felblauw sweatshirt dat mooi afsteekt bij zijn zwarte huid. Sportieve vent, toonbeeld van veerkracht. Hij wil verder, moet verder. Maar de telefoontjes met het verre thuis zijn zwaar. Problemen en verdriet, en dan zo ver weg. Zonder dat je iets kan doen. De taalles is afgelopen. Ik vraag of ik mag zien waar ze wonen en slapen. Natuurlijk! Corry stelt voor om even toestemming te vragen, we mogen eigenlijk niet voorbij de gemeenschappelijke tent. W. vraagt waarom we stoppen bij de receptie, ik leg het uit. 'Toestemming? Waarom?' Ik vertel dat omdat wij vrouwen zijn er waarschijnlijk strengere regels zijn in een mannelijke omgeving. Hij kijkt erbij alsof ik niet helemaal lekker ben. 'Hoezo?' Tja. Het antwoord is nee. Hoe overtuigend ik ook probeer te zijn. Afscheid nemen dan maar... ‘Ik doe mijn best voor jullie. Ik vertel jullie verhaal. Good luck.’ Ik leg mijn hand op de schouder van W. die naast mij staat. ‘Ik denk aan je kinderen.’ Corry en ik lopen naar de uitgang en W. en A. naar hun desbetreffende tent. Ik ga nog even bij het Rode Kruis langs om afscheid te nemen. Er zitten twee mannen aan een naaimachine hun broek in te nemen. Een jongen met capuchon ver over zijn hoofd getrokken speelt op een elektrische piano. Twee mannen komen binnen en begroeten mij respectvol knikkend. Morgen krijgen ze fietsles. Volgende week gaan ze zwemmen. W. zei het al, actief blijven is heel belangrijk voor je gezondheid. In deze ruimte komen de mannen bij elkaar die het kunnen opbrengen om vooruit te kijken. Ik probeer me voor te stellen wie er allemaal in de grote tent nog diep onder de dekens verstopt ligt, te dromen over thuis. Toen alles nog normaal was. ‘Moet ik mezelf uitschrijven?’ ‘ Nee hoor dat doen wij wel.’ De beveiliging neemt mijn bezoekerspasje weer in ontvangst. Ik loop terug naar mijn auto. 'Hartverwarmend' is het enige wat ik mijn lief kan antwoorden als hij mij in Whatsapp vraagt hoe het was. Het contact dat ontstaat in een paar uur samenzijn met volkomen vreemden geeft mij weer zoveel hoop. De inzet van zowel de vrijwilligers om te helpen als de vluchtelingen om zich daarvoor open te stellen. De veerkracht om iedere dag weer een stapje vooruit te zetten richting de toekomst. Thuis snuif ik bij het openen van de achterdeur heel bewust de geur op van drogend wasgoed, koffie van vanochtend en na-smeulend hout van de open haard van de avond ervoor. Ik ervaar een gevoel van dankbaarheid en tegelijk verdriet voor de mensen voor wie thuis voorlopig alleen een herinnering is. (uit Kunt u mij de weg naar eudaimonia vertellen?) |