Hij leunt een beetje achterover. Een houding die je aanneemt als wat je gaat zeggen, zwaar voor je weegt. Zo'n moment dat je je later nog glashelder kan herinneren. Door een combinatie van emotie, menselijke verbinding maar vooral het bewustzijn van die verbinding.
‘We zijn hier niet gekomen voor onszelf. We zijn gekomen voor onze kinderen. Voor mijn 2 zoons van 3 en 7, voor mijn vrouw. Mijn broer heb ik 3 jaar geleden voor het laatst gezien. Geen idee waar hij is, of hij nog leeft. Mijn zwager is ook verdwenen. De 3 kinderen van mijn oom zijn allen vermoord. Wat moeten we doen? We willen alleen een veilige plek. Mijn vrouw en kinderen wonen nu bij vrienden. Mijn huis is weg. Ik hou van werken. In Syrië werkte ik vaak 7 dagen per week, 12 uur per dag. Ik ben accountant. Ik wil naar Amsterdam, daar hebben ze veel accountants nodig.’ Ik moet even slikken en ben blij dat W. (37) ook even wegkijkt want ik voel de tranen opwellen. Zijn systematische manier van woordjes leren, herhalen, zijn vinger die heel secuur de woorden aanwijst, onderstreept zijn accountantmethodiek. Hij wil het goed doen, herhaalt 8x dat -oe, niet -ie is en ook geen -au maar -oeeee. ‘Moeilijk', zegt hij met een glimlach. We lachen. Dat hoeven we niet te vertalen. We zitten met z’n vieren aan een tafeltje in de tent van het Rode Kruis bij de noodopvang voor vluchtelingen in het Autotron bij Rosmalen. Hier zijn dagelijks vrijwilligers aanwezig om taalles, fietsles en algemene informatie en ondersteuning te geven. Er wordt enthousiast gepraat, geregeld en georganiseerd. Iemand zet koffie en een ander is aan het vegen. Op het informatiebord hangen lijsten waar je je kan inschrijven voor de verschillende activiteiten. 'Vorige week zat het hier helemaal vol!’ legt een van de vrijwilligers uit. Hij vertelt, zonder in details te treden, dat er de week ervoor wat onrust is geweest in de opvang en ervoor is gekozen om een grote groep te verspreiden over andere locaties. ‘Goh, de les is wel een beetje chaotisch vandaag!’ Corry is de juf. Ze draagt eenzelfde soort armbandje als ik. Zij met een kruisje, die van mij met een boeddha. Ze hoeft zich voor mij niet te verontschuldigen, ik ben blij met de gezellige chaos, de ruimte voor persoonlijke verhalen. Haar warme blik, haar motiverende ‘Ja, heel goed!’ als W. de negende keer wél -oeeeeee zegt met een lange oeeee. We gaan verder met de tijden van de klok. Ook dat is in het Nederlands anders dan in de meeste talen. Half vier, is in Syrië half over drie. W. uit Syrië vertaalt even voor A. (23) uit Soedan hoe het zit. In het Arabisch. Begrijpen elkaar gewoon. Hun huidskleur en gelaatstrekken verklappen geen enkele overeenkomst. ‘Net zoals Engels uit Amerika en Engels uit Engeland, is het verschil alleen een ander dialect.’ ‘En hoe laat is het over een half uur als het nu 9:00 uur is?’ Even stilte, er wordt hard nagedacht. ‘Stel je voor je hebt om 9 uur een afspraak maar ik vraag of je een half uurtje later komt?’ In Spanje zou je daar niet voor bellen. Dan is het gewoon een beetje uitgelopen. Heb het vermoeden dat ze in Syrië en Soedan wellicht ook ietwat minder geobsedeerd zijn met op tijd ergens zijn dan wij. Ik besluit even een nadenkpauze in te lassen door uit te leggen, met een verontschuldigende blik, dat we in Nederland een beetje serieus omgaan met tijd. Dat we er niet zoveel van hebben ofzo. A. is er niet helemaal bij met z'n gedachte. Hij gaat waarschijnlijk ook binnenkort op transfer. Geen idee waarnaartoe. En of zijn vrienden ook meegaan. Hij wil het liefst blijven, ondanks de tenten, de klapperende daken als het waait, de kou ‘s nachts. Toen ik aankwam zag ik een bus vertrekken, later hoorde ik dat dat een groep was op weg naar de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) in Den Bosch. Een spannend bezoek met interview en mogelijke beslissing over een toekomst wel of niet in Nederland. ‘We passeerden boten met vrouwen en kinderen die ons om hulp smeekten. Wat moesten we doen? We waren zelf al 3 dagen op zee, overgeleverd aan God in een rubberbootje. Het was zo erg.’ A. kijkt me recht in m'n ziel aan. ‘Ik wil graag ingenieur worden, iets technisch. Ik heb mijn school afgemaakt in Soedan, wilde eigenlijk gaan studeren maar de oorlog maakte dat onmogelijk. Mijn broer was arts, hij is doodgeschoten door de militia. Hij wilde alleen maar mensen helpen. Hij was een goede man. Hij is 27 geworden.’ A. draagt een felblauw sweatshirt dat mooi afsteekt bij zijn zwarte huid. Sportieve vent, toonbeeld van veerkracht. Hij wil verder, moet verder. Maar de telefoontjes met het verre thuis zijn zwaar. Problemen en verdriet, en dan zo ver weg. Zonder dat je iets kan doen. De taalles is afgelopen. Ik vraag of ik mag zien waar ze wonen en slapen. Natuurlijk! Corry stelt voor om even toestemming te vragen, we mogen eigenlijk niet voorbij de gemeenschappelijke tent. W. vraagt waarom we stoppen bij de receptie, ik leg het uit. 'Toestemming? Waarom?' Ik vertel dat omdat wij vrouwen zijn er waarschijnlijk strengere regels zijn in een mannelijke omgeving. Hij kijkt erbij alsof ik niet helemaal lekker ben. 'Hoezo?' Tja. Het antwoord is nee. Hoe overtuigend ik ook probeer te zijn. Afscheid nemen dan maar... ‘Ik doe mijn best voor jullie. Ik vertel jullie verhaal. Good luck.’ Ik leg mijn hand op de schouder van W. die naast mij staat. ‘Ik denk aan je kinderen.’ Corry en ik lopen naar de uitgang en W. en A. naar hun desbetreffende tent. Ik ga nog even bij het Rode Kruis langs om afscheid te nemen. Er zitten twee mannen aan een naaimachine hun broek in te nemen. Een jongen met capuchon ver over zijn hoofd getrokken speelt op een elektrische piano. Twee mannen komen binnen en begroeten mij respectvol knikkend. Morgen krijgen ze fietsles. Volgende week gaan ze zwemmen. W. zei het al, actief blijven is heel belangrijk voor je gezondheid. In deze ruimte komen de mannen bij elkaar die het kunnen opbrengen om vooruit te kijken. Ik probeer me voor te stellen wie er allemaal in de grote tent nog diep onder de dekens verstopt ligt, te dromen over thuis. Toen alles nog normaal was. ‘Moet ik mezelf uitschrijven?’ ‘ Nee hoor dat doen wij wel.’ De beveiliging neemt mijn bezoekerspasje weer in ontvangst. Ik loop terug naar mijn auto. 'Hartverwarmend' is het enige wat ik mijn lief kan antwoorden als hij mij in Whatsapp vraagt hoe het was. Het contact dat ontstaat in een paar uur samenzijn met volkomen vreemden geeft mij weer zoveel hoop. De inzet van zowel de vrijwilligers om te helpen als de vluchtelingen om zich daarvoor open te stellen. De veerkracht om iedere dag weer een stapje vooruit te zetten richting de toekomst. Thuis snuif ik bij het openen van de achterdeur heel bewust de geur op van drogend wasgoed, koffie van vanochtend en na-smeulend hout van de open haard van de avond ervoor. Ik ervaar een gevoel van dankbaarheid en tegelijk verdriet voor de mensen voor wie thuis voorlopig alleen een herinnering is. (uit Kunt u mij de weg naar eudaimonia vertellen?)
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |